Boven aan de trap staan de twee katten. De een springt graag op je schouder, de ander vindt het goed genoeg om op tafel rustig mee te luisteren, de ogen wellustig gesloten. Bij het weggaan kleven hun haren overal, een herinnering aan een warme ontvangst.
Rosemin houdt niet van interviews. Daar ligt ze wakker van. Ze zou iets kunnen zeggen dat de tekeningen in een ander licht plaatst dan ze bedoelt. Een beschrijving mag natuurlijk wel. Zolang de woorden maar niet uit háár mond hoeven te komen.
De keuken waar ze eerst ontvangt alvorens naar het atelier af te dalen, ruikt naar goede koffie en zin in koken. Op een schouw staan en liggen allerlei voorwerpen, ansichtkaarten, schelpen, kleine vaasjes. In de glazen deuren van de buffetkast zijn allerhande foto’s gestoken van de kinderen, dieren, uit tijdschriften. De muren hangen vol kunst: haar eigen dierenserie, een grote zeefdruk met bloesemtak, een vliegtuigvleugel. Op een andere kast hangt een foto van haar geliefde hond die overleed, drinkend uit een plas waarin zij zo weerspiegeld is dat je het verschil niet meer ziet tussen hond en plas. Op het raam een vel poëzieplaatjes van zeedieren. De kopjes die ze gebruikt zijn van een ouderwetse gezelligheid en ze geeft er een stuk biologische chocola bij. Boven het koffieapparaat hangt een veelgeprezen designlamp. Op achteloze plekken staan beeldschone stukken antiek servies. Het geheel is een verzameling die met veel aandacht en liefde tot stand is gekomen. Dit is de dagelijkse omgeving van de kunstenaar die in haar werk voortdurend op reis is en zich laat verrassen door vormen, sferen en gedachten.
De vrouwen die Rosemin Hendriks tekent ontstaan vanuit foto’s die ze van zichzelf maakt. Ze zoekt er een ander type in, iemand die zich losgezongen heeft van haar eigen zelf. Iemand waar ze zich over verwonderd of op verheugd te ontmoeten. Een filmster bijvoorbeeld. Een riddervrouw. Ze bedenkt niet van tevoren dat haar tekening een secretaresse moet zijn, of een huisvrouw. Dat sluipt er later in. Van de verbinding die de kunstenaar in eerste instantie ervoer toen ze een foto uitkoos om te verwerken, blijft later soms weinig meer over. Het beeld wordt zelfstandig. Het wordt iemand anders. Iemand die Rosemin misschien niet had verwacht, iemand van wie ze nooit had gedacht dat ze zo ooit zou worden. Dat kan wel eens lastig zijn als een tekening klaar is. Want ze hield toch niet van dit soort vrouwen? En houtskool zo uitvegen tot het bijna helemaal zacht is, dat deden we toch ook niet?
Het is een voortdurend laveren tussen wat wel en niet mag. Grenzen oprekken om te zien wat wel en niet kan. Soms hard teruggefloten worden, maar dat hoort erbij. Ze vergelijkt het met koken. Rozijnen in het eten doen. Ergens best wel weten dat het misschien niet lekker is, en dat het als het wel lekker is doet denken aan helemaal geen fijne dingen, en toch doen. Zien wat er gebeurt. Proeven of het toch kan, en verrek, vaak kan het wel. Maakt die exotische toevoeging dat iets een eigen karakter krijgt op een heel onverwachte manier.
Zo gaat het ook met de tekeningen. Een tekening is een heel gestructureerd iets, ze heeft een vaste volgorde van een gezicht tekenen. Dat geeft rust. En tegelijkertijd geeft die rust ook de ruimte om zich te verliezen in de afzonderlijke onderdelen, want daarna staat toch weer vast wat ze gaat doen. Zo gebeurt het dat Rosemin in een oog een hele wereld ontdekt. Dat ze aan het bergbeklimmen is langs neusvleugels en even niet meer weet van wie die neus is, zo geboeid is ze door wat ze onderweg tegenkomt. Ze laat de associatieve stroom toe die zich onvermijdelijk opdringt. Vaak zijn het dingen die ze heeft gezien maar soms gaat het ook andersom. Dat ze na het maken van een tekening opeens geïnteresseerd raakte in bijvoorbeeld hoe precies een krab over het strand wandelt. Maar nooit heeft een associatie bewust iets van doen met de inhoud. Het gaat haar puur om de vormen die ze ontdekt.
Momenteel zijn het onder meer bloemen. Zo zijn in een nieuwe tekening de ogen dahlia’s geworden. Compleet met deels uitgeveegde wollige blaadjes, voor haarzelf heel schokkend om te zien. Nooit eerder maakte ze van die haast decoratieve uitstapjes binnen haar tekening.
De riddervrouw heeft een erg jong gezicht. Haar kleding heeft wel iets onmiskenbaars harnasachtigs, met puntjes en vakjes. Ook is er de vrouw met de Zeeuwse knopjes als ogen. De krabbenmond. De lelie met wortels en al die terugkomt in een gezicht. De laatste jaren gebruikt ze ook kleur in het werk. Vaalgroen, rood, huid. Wie zegt eigenlijk dat er geen versieringen in de tekeningen mogen?
De kunstenaar balanceert voortdurend tussen haar eigen strenge opvattingen over hoe een tekening eruit moet zien en een onbedwingbare nieuwsgierigheid naar wat er óók nog allemaal kan met een gezicht en houtskool. En wat er dan mag blijven staan. Geen makkelijke opgave. De laatste jaren mag er wel meer, zoveel is zeker.
De koffie is wat milder geworden met het nieuwe apparaat. De poezen zeggen onhoorbaar gedag. Eentje wil mee naar buiten, frisse neus halen, de wereld verkennen. Met zachte woorden en ferme handen wordt hij weer teruggeduwd.
Opening op 11 september door Guido de Werd, conservator Museum Kurhaus Kleve. Tentoonstelling is te zien t/m 30 oktober 2011.
